zaterdag 31 oktober 2015

Herinneringen aan Chenak en Janouk - de Alpen

Het is heet. Bloedheet. Meer dan dertig graden. Manlief en ik strompelen met verhitte koppen het slaperige Franse dorpje in, twee honden hijgend voor ons uit. Als we een restaurantje zien met een terras met grote parasols  kijken we elkaar aan. Doen? Doen! 
Met een zucht van verlichting laten we de zware rugzakken van onze bezwete ruggen glijden en ploffen op een stoel. De viervoeter heren zoeken een koel schaduwplekje en hijgen zich de tong uit de bek. Wie had kunnen voorspellen dat het in mei in de Ecrins zo heet kon zijn. De serveerster komt naar buiten met een grote emmer water voor de honden en dan pas krijgen wij de vraag wat wij willen drinken. Fijn, de heren zijn in ieder geval ook welkom. 

Wat wij aanzagen voor een simpele dorpsauberge blijkt een restaurant met een uitgebreide kaart met lekkernijen. We hebben toch geen haast en als je iets doet moet je het goed doen. We bestellen het uitgebreide menu en nog loopt het water mij in de mond als ik aan de amuse van crème brulee met blauwschimmelkaas denk. Na een uurtje of drie tafelen waggelen we het pad naar de rivier op. Alle plannen om de volgende bergpas vandaag nog over te steken smelten als sneeuw voor de zon als we een prachtig kampeerplekje in de schaduw onder de bomen zien. We blijven hier! We hebben tenslotte vakantie, toch? Wel besluiten we dat we dan de volgende dag een vroege start moeten maken. 

De volgende ochtend om half zes kruipen we uit onze bivakzakken en gaan fris en monter op pad. Gestaag stijgen we en laten de bomen achter ons. Het landschap bestaat nu uit groene weides, met mos begroeide stenen en bloeiende alpenroosjes. Uiteindelijk verdwijnen ook die en lopen we over steenvelden waar her en der een klein toefje minibloempjes weet te overleven. Net als de korstmossen die de meest fantastische patronen op de stenen vormen. Saai is het niet, ook niet omdat de heren inmiddels door hebben wat het gefluit om ons heen betekent. De alarmroep van alpenmarmotten! Zodra de toeters zich laten horen gaat hun scanner aan en vinden ze dat we niet perse de route meer hoeven te volgen. Want daar, linksvoor op 02:00 uur zijn de lekkere hapjes, dus verleg de koers! Nu! 

Helaas. Wij, saaie bazen, willen beslist de markeringen en steenmannetjes blijven volgen die ons naar de juiste overgang moeten leiden. Van eerder vakanties weten we hoe lastig het kan zijn als je die kwijt raakt en je ineens in de mist van laaghangende wolken verdwijnt. Gelukkig valt dat nu mee, de enkele flarden geven het landschap een mystieke sfeer maar gevaar van verdwalen is er niet. 

Boven gekomen zien we in de afdaling wel een ander gevaar. We moeten min of meer rechtdoor naar beneden over een puinhelling die nog bedekt is met uitgebreide velden met sneeuw. Sneeuw die op deze zuidhelling in een rap tempo verandert in natte glibberige pap. Na een kleine 20 meter dalen houd ik het voor gezien. Met aangelijnde sleurende hond kom ik hier nooit omlaag zonder mijn nek te breken. “Ik weet niet wat jij doet, maar ik laat hem los” roep ik wat benauwd naar manlief. Als hij Chenak ook los laat, kijken we wat beteuterd naar 2 honden die zonder enige moeite in rap tempo naar beneden verdwijnen. Linksaf, terwijl wij rechtsaf moeten. Waarschijnlijk hebben ze een weitje met “toeters” gespot. Ik haal mijn schouders op en begin te dalen richting de berghut in het dal, onze bestemming voor vandaag. “Ze komen vasts straks wel achter ons aan”  praten we elkaar moed in. We ploeteren, glibberen en glijden naar beneden, jaloerse blikken werpend op 2 Fransen die zo slim waren hun ski’s mee te nemen en soepeltjes voorbij komen glijden. Rond een uur of twee zijn we beneden. Rugzakken af, hoog tijd voor wat lunch. We scannen de helling achter ons af. Geen honden. We eten wat en wachten. Een kwartier wordt een half uur wordt een uur. Geen honden. Andere wandelaars komen naar beneden. Ja, ze hebben 2 honden gezien. Bovenop de pas. Nog meer wandelaars, hetzelfde verhaal. Ze lagen gezellig boven in de sneeuw. Te wachten op ons?

We lopen door naar de berghut en leggen ons probleem uit aan de waardin. Die doet er nog een schepje bovenop: "Gevaarlijk hoor, als loslopende honden op jacht gaan naar gemzen. Dat is verboden! Of in een schaapskudde met waakhond verzeild raken." Zijn die hier dan? Oeps, dat wisten we niet!

Er zit niks anders op, we zullen weer naar boven moeten. Enkele wandelaars wijzen ons een andere route, vrijwel recht omhoog. Een stuk korter en goed te doen. Zeker zonder rugzak. Met een diepe zucht staan we op en beginnen aan de tocht terug naar boven. De puinhelling die dalend vast goed te doen is, is stijgend voor ons vlaklanders toch een stuk lastiger. De klim wordt steiler en steiler en we schuiven soms even hard naar beneden als dat we omhoog klimmen. Alles wat mis kan gaan spookt door mijn hoofd. Ik zie ons te pletter storten, honden op de korrel genomen worden door jagers of … dadelijk staan wij boven en zij toch beneden. 

Mijn opluchting is dan ook groot als ik ineens twee loungende husky’s in het vizier krijg. Zich van geen kwaad bewust liggen ze lekker in het zonnetje op de helling, een stukje onder de pas. Zodra de ons opmerken komen ze opgewekt aangelopen. "He, gezellig, jullie ook hier!”. Tot mijn schrik is Chenak zijn rugzak kwijt, waar al het hondenvoer in zit! Spontaan flap ik eruit “waar is je tas 'nakkie?" waarop hij zich omkeert en van me weg loopt. Nieuwsgierig volg ik hem en ja hoor, om de hoek tussen een paar stenen ligt de tas. Snapte hij me nou echt of is dit toeval? 

Goed, we zijn compleet, zijn rugzak is terug maar wat nu? Naar beneden met hond over deze helling zien we nog steeds niet zitten. Zeker niet nu we weer bijna bij de top zijn. Dan maar terug omhoog, de geleidelijke klim van die ochtend weer naar beneden en dan met de taxi de rugzakken gaan halen via de (om)weg. Die staan immers nog beneden in de berghut. Het klinkt omslachtig en dat is het ook, maar de honden meenemen naar die berghut betekent de volgende dag weer twee passen over moeten. En daar hebben we nu net geen zin in! 
Uiteindelijk is het half twaalf ’s avonds als we weer met alle have en goed in onze bivakzak op hetzelfde kampeerplekje liggen. De volgende ochtend is er een algemene loopstaking uitgebroken. Voor de allereerste keer in ons leven willen de honden niet wandelen. Ze zijn moe. Wij ook.